MUZIEKONDERWIJS
De snelle maatschappelijke veranderingen, onze impulsrijke omgeving,
de dynamiek op het culturele vlak, de technologische ontwikkelingen,
de vernieuwingen op het terrein van de economie en arbeid zullen
moeten leiden tot een drastische omslag in het pedagogisch didactisch
denken en aan de eisen die aan de opvoeding en het onderwijs van
de toekomst moeten worden gesteld. Ook op basis van recente neuropsycholgische,
ontwikkeling- psychologische en sociaal-pedagogische gegevens zal
het (muziek)onderwijs fundamenteel veranderd moeten worden.
Te lang is het Nederlandse muziekonderwijs op de basisschool gedomineerd
door de ‘Carl Orff traditie’. Deze methode benadrukt
het belang van de ritmiek. Daar is niets mis mee, maar vaak komt
het erop neer dat een leerling om de twintig minuten een klap op
het glöckenspiel mag geven. Leren musiceren is zoveel mogelijk
spelen.
Het hogere muziekonderwijs in Nederland was tot eind 1970 te typeren
als klassiek muziekonderwijs. De openbare muziekscholen konden
niet inspelen op de groeiende vraag naar opleidingen lichte muziek,
omdat er geen bevoegde docenten van de ‘klassieke’ conservatoria
kwamen. De Rotterdamse Muziek- en Dansschool (RMDS), later Stichting
Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR), doorbrak deze patstelling
met het negeren van de Rijksinspectie. ‘Onbevoegde’ pop-
en jazzmusici werden aangesteld en vervulden de grote behoefte
aan de lessen in Pop en Jazzmuziek. De muziekschool van de SKVR
werd de grootste in Europa. In 1979 startte uiteindelijk het Rotterdams
Conservatorium, als eerste in Nederland, een opleiding lichte (Pop)
muziek. Vele ‘grote’ namen in de hedendaagse amusementsindustrie
zijn afgestudeerd aan het Rotterdams Conservatorium. Nu heeft elke
grote stad in Nederland een Popschool.
Na de fusie met de Rotterdamse dansacademie werd het Rotterdams
Conservatorium omgedoopt tot Hoge School voor Muziek en Dans (HMD).
Per 1 maart 2005 ging de HMD verder onder de naam ‘Codarts’,
Hoge School voor de Kunsten. Codarts is een welbedachte samentrekking
van Co (nservatoire), d (ance) en ‘arts’.
De belangrijkste impuls voor het muziekonderwijs in Nederland
is het project Proposo (Projecten in het primair onderwijs en het
speciaal onderwijs), waarvan de resultaten 17 juni 2005 in Utrecht
zijn gepresenteerd. Er verschenen vijftien schitterende muziekmethodes,
maar geen er van is bestemd voor het Praktijkonderwijs, want het
Praktijkonderwijs is niet meer ’primair’ en ook niet
meer ‘speciaal’ …
Het is een feit dat er minder muziekles wordt gegeven op school.
Er wordt niet meer klassikaal gezongen, maar buiten school des
temeer. Veel (Pop)koren hebben een wachtlijst. De invloed van de
opkomst van de R&B en de Hip Hop, de talrijke nieuwe, jonge
zangers en zangeressen, de populariteit van talentjachten en het
grote aantal muziekzenders op de televisie stimuleren het beginnen
met zingen. Aantrekkelijk muziekonderwijs gaat uit van een hedendaagse
repertoirekeuze.
Dat dit niet tot iedereen is doorgedrongen blijkt uit de afsluittoets
van de Basisvorming 2001 voor het VMBO. Na beluistering van ‘Wellingtons
Sieg’ van Ludwig von Beethoven moeten de leerlingen aangeven
wanneer het Franse en het Engelse leger aanvallen. Deze toets is
volkomen wereldvreemd. Laat VMBO-ers kennis maken met stevige,
dynamische klassieke muziek, maar stel er niet van die moeilijke
vragen bij.
lees verder op de volgende pagina > |